terug_naar_homepage
login_linkspoot
lees_ook

seizoen 15/16:
figuranten
Butterfly
keuzes
Johan Cruijff
Jetro
kijk en zicht
verwondering
cyclus
pijnbank
spelletjes
kleurloos
Realisten en romantici
Blind

Ajaxspits

Spitsen.
Ze scoren of ze scoren niet.
Zo simpel zit hun leven in elkaar. Veel scoren betekent meestal een transfer naar een grotere club, waar de spits in de regel betere of méér ballen op maat krijgt en dus kan blijven scoren. Uiteraard worden de verdedigers ook beter, of misdadiger (Dennis Bergkamp kreeg in zijn Inter Milan tijd ooit in de catacomben toegebeten door een niet nader genoemde voetbalmoordenaar dat hij allebei zijn benen zou breken), dus simpel gesteld moet het moyenne haalbaar blijven. Een voorbeeld om deze redenatie te staven is het feit dat Ronaldo bij PSV er gemiddeld 25 inprikte per seizoen en in de Primera Division dit staaltje herhaalde.

Scoren dus. Makaay scoorde vorige week, Van Nistelrooy, Kuyt, Arveladze, Hoogendorp, Kalou, zelfs Charisteas.
Rosenberg niet.
Bij apert gebrek aan vertrouwen in de kwaliteiten van Angelos Charisteas trok Ajax deze zomer de jonge Zweed Markus Rosenberg aan. Alle Europese topclubs hadden hem op hun verlanglijstje staan, maar hij verkoos Ajax boven de Europese topclubs. (Ajax is geen Europese top meer, evenmin als Feyenoord en ook geen PSV. Laten we incidenten nu niet verwarren met structurele aanwezigheid.)
Als je Rosenberg ziet ploeteren om fatsoenlijk een balletje mee te trappen in de Nederlandse eredivisie, dan vraag je je af wèlke topclubs dat dan geweest moeten zijn? En waarom zou het deze clubs niet gelukt zijn om Rosenberg in te lijven? En wat voor wonderen heeft deze Zweed verricht bij zijn vorige club, waarvan de naam mij even is ontschoten (als hij mij al bekend in de oren zou klinken?), dat hij überhaupt op een lijstje van iemand is komen te staan? AGOVV? FC Omniworld? Bij Koen van de Laak zag je vorig jaar al dat er latente potentie voor een subtopspits in zijn bewegingsapparaat aanwezig is. Die jongen heeft een oog voor het moment en de wil om dat moment het zijne te maken. Bij Markus Rosenberg zag je een bijna kapitale misser in de voorronde Champion’s League op vijf meter afstand van het doel van Bronby vergezeld gaan met een vertwijfelde grimas van ongeloof. Niks geen bezeten scoringsdrang. Enkele dagen later herhaalt hij dit staaltje onkunde (en dat is dan wel weer een vorm van kunde) door tegen Feyenoord de bal niet eens te raken. Een tot dan toe niet te benijden Charisteas lacht in zijn Griekse vuistje als hij in ieder geval de eer redt door nog te scoren.
Voor Ajax zelf valt er niets te lachen, maar de vraag rijst aan de horizon: op basis waarvan wordt een spits door Ajax aangekocht? Als we de berichtgeving mogen geloven heeft iedere topclub een professionele scoutingorganisatie, die de hele voetbalwereld afstruint op zoek naar talent. Maar als je ziet met wat voor slachtafval zij in de regel aankomen, dan lijkt het meer op de padvinderij. Het verhaal ging dat Mike Obiku, een supersub van Feyenoord uit de jaren negentig, op basis van een enkel videobandje (en vast geen drie uur vol), was aangetrokken vanuit Cyprus. Ondanks Cyprus en ondanks een band vol wazige beelden met een scorende neger erop maakte Obiku zich nog onsterfelijk in Rotterdam door Ajax de enige nederlaag in het het befaamde voetbaljaar 1995 te bezorgen. Voorwaar geen sinecure tegen Frank Rijkaard, Frank de Boer en Edwin van der Sar.

Het probleem bij Ajax zit in de volledig misplaatste gedachte dat een spits moet kunnen meevoetballen.
Waanzin.
Een spits, juist bij Ajax, moet kunnen scoren. Afmaken. Ajax speelt toch immers het alom geroemde vleugelspel? Over de flanken aanvallen en dan de bal voor het doel? Wat moet een spits dan nog doen? Toch alleen nog maar afdrukken? Op welk moment moet hij dan de bal nog in het spel houden? De genen van een spits zijn geprogrammeerd om de bal uit het spel te halen. Het spel moet stoppen en op de middenstip weer beginnen als hij aan de bal is geweest. Slechts in spelconcepten waarin over de as van het veld het fortuin gezocht wordt dient een spits over méér kwaliteiten te beschikken. Op dertig meter van het vijandelijke doel een balletje terugkaatsen kan toch iedere boerenzoon, daarna begint de schietbaan en gaat het nog om scoren. Eerdere afspraken gelden dan niet meer, de regie gaat over in handen van de spits. Wat hij dan doet moet hij zelf weten.
Maar in het geval van Ajax begint dàn pas de regisseur op het middenveld met zijn eigenlijke werk, het spel verplaatsen van de as naar de vleugels. De spits kuiert argeloos naar het strafschopgebied, zijn werk moet nog komen. De buitenspelers worden bediend en gaan hun voorbereidende werk doen, een voorzet afleveren of naar binnen trekken. De spits staat klaar met het kruit in de benen of het aambeeld in de schedel en een moment later stopt de wereld even met draaien.
Hij scoort.
Of niet en dan beginnen ze weer van voren af aan.

Ajax moet op zoek naar buitenspelers die hun vak verstaan. Jongens met een vileine inswinger of een veterverstrikkende actie, dan volgt de rest vanzelf. En zolang ze die niet hebben moet er met andere riemen geroeid worden.
Dat kàn, maar niet met Markus Rosenberg.

Wat was er mis met Arouna Kone?

copyright by © judge